Als een van de eerste onderzoekers in Nederland richtte Maartje Draak (1907-1995) zich op de relatie tussen de mondelinge overlevering van volksverhalen (zoals sprookjes) en de opkomst van schriftelijk vastgelegde middeleeuwse literatuursoorten (zoals Arturromans). Haar omvangrijk wetenschappelijk oeuvre heeft betrekking op de Middelnederlandse letterkunde en de Keltologie, met name de Ierse literatuur van de vroege Middeleeuwen. Ze was lector en later hoogleraar in Amsterdam en Utrecht en werd in 1955 als eerste vrouw gekozen tot lid van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In deze biografie wordt het werk van Maartje Draak belicht tegen de achtergrond van de toenmalige universitaire studies in taal- en letterkunde. Hiernaast wordt aandacht besteed aan haar activiteiten als verzamelaar van Aziatische kunst, haar literaire voorkeuren, haar liefde voor boeken en vogels en haar columns in Raad en daad. Een portret van een kleurrijke, niet-alledaagse persoonlijkheid. Het boek bevat een bibliografie van de publicaties van Maartje Draak, samengesteld door Marc Schneiders en Kees Veelenturf.
Geënthousiasmeerd door Darwin en de Duitse embryologie trokken aan het eind van de negentiende eeuw Nederlandse ontwikkelingsbiologen vanuit hun nieuwe laboratoria naar buiten. Hun leidsman was Pieter Harting: dankzij hem bekeken en vergeleken studenten onder de microscoop nauwkeurig de ontwikkelingsstadia van verschillende plant- en diersoorten. Konden zij sporen van het evolutionaire verleden vinden in de wijze waarop flora en fauna zich nu ontwikkelden? Vanaf 1872 reisden Nederlandse studenten naar het prestigieuze internationale zoölogische station in Napels, pal aan de kust, om daar de nieuwste technieken te leren. Dit kon dankzij een door de overheid ingesteld nationaal stipendium, een primeur. De zoölogen die daarvan terugkwamen, overtuigden de Nederlandse staat vervolgens om een eigen zoölogisch station te steunen. In Den Helder kwam zo’n station tot stand dat visserijproblemen in de Rijn en de Noordzee te lijf ging. Plantenembryologen zetten in diezelfde periode in Buitenzorg (nu Bogor) in Nederlands-Indië een groot botanisch-agronomisch instituut op, inclusief internationaal bezoekersstation, met grote gevolgen voor de koloniale economie. Mannen van de microscoop is de biografie van vier biologen (Pieter Harting, Ambrosius Hubrecht, Paulus Hoek en Melchior Treub) en hun lobby voor nationale en koloniale laboratoriumwetenschap. Zonder hen hadden het Nederlandse én het Indonesische wetenschapslandschap er vandaag de dag heel anders uitgezien.