Tussen ivoren toren en grootbedrijf : de Utrechtse universiteit, 1936-1986 / onder red. van H.W. von der Dunk, W.P. Heere, A.W. Reinink. - Maarssen : Schwartz, 1986. - p. 23-48
Twintig jaar is de Utrechtse biologiestudent Cornelis Daniël (Kees) Laros (1923-2002), wanneer hij in 1943 op transport wordt gesteld om gedwongen in Duitsland te werken. Aanleiding is de weigering om de loyaliteitsverklaring te tekenen (maatregel van de Duitsers voor het schorsen van joodse hoogleraren). Laros heeft dan twee jaar in Utrecht gestudeerd en is actief lid van de Utrechtse Biologen Vereniging (UBV). In de Wantsenjagers doet de dan inmiddels 76-jarige gepensioneerde longarts zo'n kleine zestig jaar na dato verslag van de oorlogsjaren, die hij deels in Utrecht, Duitsland en Oostenrijk doorbracht. Hij gebruikt daarvoor aantekeningen en brieven die hij aan zijn ouders stuurde. De weigerachtige studenten werden, voordat ze ergens in Duitsland werden gestationeerd naar kamp Erica in Ommen gebracht. De biologen, waaronder Laros, werden daar langer vastgehouden, omdat ze gezamenlijk in Berlijn wantsen, ongedierte moesten verdelgen. Van daaruit kwam Laros op verschillende plaatsen in Duitsland en Oostenrijk terecht en had hij allerlei baantjes. Het blijft zo mogelijk om te reizen en studievrienden te ontmoeten. Ook lukt het hem z'n studie enigszins te vervolgen. Doordat de auteur aan het einde van de oorlog in een tijd in een ziekenhuis werkt, wordt zijn interesse voor het medische vak gewekt. Hij staakt zijn biologiestudie. Weer terug in Nederland gaat hij in Leiden Medicijnen studeren