Necrologie van Rut Matthijsen (1921-2019), in de oorlog een van de oprichters van het Utrechts Kindercomité.
Beschrijving van een Utrechtse en een Amsterdamse studentenorganisatie die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog inzetten om joodse kinderen van de dood te redden.
Universiteitsgeschiedenissen handelen doorgaans over het dienen van de wetenschap. Hoogleraren, het in gebruik nemen van nieuwe gebouwen, bestuurlijke besluiten komen ter sprake, studentenzaken nauwelijks. Maar in de jaren 1940-1945 zijn het juist de studenten, waarnaar de aandacht moet gaan. Toen de bezetter in november 1940 Joden hun universitaire aanstellingen ontnam, riep de student Wim Eggink indachtig de zinspreuk van de Utrechtse universiteit Sol iustitiae illustra nos (Zonne der gerechtigheid vervul ons) op tot een staking. Die kwam er niet. Maar de onrust schudde wel gewetens wakker. In 1941 waren er al veel tekenen dat de Utrechtse studenten zich niet neerlegden bij wat er gaande was. De Duitsers achtten het zelfs nodig studentenverenigingen te verbieden. De in 1942 begonnen deportatie van Joden stimuleerde tot Jodenhulp. Er ontstond een organisatie die Joodse kinderen in pleeggezinnen onderbracht. De verzetsgeest brak definitief door met het in brand steken van de studentenadministratie ten gevolge van een bericht over de inschakeling van studenten voor de Arbeitseinsatz. In 1943 kwam het onderwijs stil te liggen, omdat veruit de meeste studenten weigerden een loyaliteitsverklaring te tekenen. Utrechtse studenten richtten De Bezige Bij op, een illegale uitgeverij. De Engelandvaarder Bob van der Stok werd een gevierd oorlogsvlieger. Enzovoort.
Na het gedwongen vertrek van de joodse president van de Hoge Raad, mr. Lodewijk Ernst Visser, werd tot president benoemd prof.mr. Johannes van Loon. Van Loon was niet werkzaam geweest in de rechterlijke macht en had zich niet zodanig gekwalificeerd dat de Raad hem voor benoeming had aanbevolen toen het nog geen oorlog was
In november 1940 werd mr. L.E. Visser, president van het hoogste Nederlandse rechtscollege, de Hoge Raad der Nederlanden, van zijn ambt ontheven om de enkele reden dat hij joods was. Pas in juli 1941 werd in de vacature voorzien door de benoeming van een bedrijfsjurist uit Deventer, prof. mr. J. van Loon. Deze benoeming baarde opzien. Van Loon had geen enkele rechterlijke ervaring. Hij dankte zijn hoge positie aan de goede contacten die hij al voor de oorlog met vooraanstaande Duitse juristen had. In Een ambitueuze jurist in gevaarlijk vaarwater wordt beschreven hoe het Van Loon in het hoogste rechtscollege is vergaan. De auteur kon zich daarvoor mede baseren op tot dusver onbekende gegevens uit het persoonlijk archief van Van Loon. Deze gegevens werpen ook licht op het functioneren van de Hoge Raad in zijn geheel gedurende dit belangrijke tijdvak van de vaderlandse geschiedenis. Na de oorlog werd Van Loon ter verantwoording geroepen voor de aanvaarding van het ambt van president van de Hoge Raad. De auteur plaatst vraagtekens bij de wijze waarop dit geschiedde. Dit tegen de achtergrond van het besluit van de regering om de positie van de Hoge Raad, ondanks ernstige kritiek op zijn functioneren tijdens de oorlog, niet fundamenteel ter discussie te stellen
Onderzoek naar tijdens de Tweede Wereldoorlog omgekomen leden van de Utrechtse universitaire gemeenschap