'Nut en nog eens nut', zo kwalificeerde Johan Huizinga het universitaire onderzoek in de negentiende eeuw. De onderzoekers in die tijd waren echter wel degelijk geïnteresseerd in wat wij 'zuivere wetenschap' noemen. Maar zij zagen geen tegenstelling tussen 'zuiver wetenschappelijk' onderzoek en het dienen van het algemeen maatschappelijk belang. Ook begrippen als 'zuiver' en 'toegepast' wetenschappelijk onderzoek moeten dus in hun historische context worden begrepen. Bert Theunissen demonstreert dit aan de hand van de wetenschapsbeelden van vooraanstaande negentiende-eeuwse natuuronderzoekers als Jan Hendrik van Swinden, Pieter Harting, Gerrit Jan Mulder, F.C. Donders, Hugo de Vries en H.A. Lorentz. In de loop van de negentiende eeuw werden de meeste hoogleraren behalve docent ook gespecialiseerd onderzoeker. Maar het bekende beeld van de universiteit als ivoren toren is niet van toepassing. Men bleef benadrukken dat de universiteit vitale maatschappelijke belangen diende. Deze goed geschreven studie laat zien dat onderzoek van wetenschapsbeelden niet alleen inzicht biedt in de opvattingen over wetenschap en haar relatie met de samenleving, maar ook kan leiden tot herwaardering van het werk van individuele wetenschappers.
De geschiedenis van de scheikunde in Nederland : Van alchemie tot chemie en chemische industrie rond 1900 / H.A.M. Snelders. - Delft: Universitaire Pers, 1993. - Dl. I, p. 93-108
Solaire reflexen : orgaan voor het technisch, administratief en overig personeel der Rijksuniversiteit te Utrecht, jg. 12 (1965/66), nr. 5 (januari 1966), p. 2-3
Impressum
1966
publication
Titel
Gerard Jan Mulder (geleerde – geloovige – romanticus)