Over de Verlichting en het proto-Kantianisme. Aan de hand van de beschrijving van het leven en vooral het werk van de filosoof Jean de Castillon, wil Van Driel laten zien dat het onderscheid dat de Britse historicus Jonathan Israel heeft aangebracht tussen de ‘radicale’ en de ‘conservatieve’ Verlichting kunstmatig is. Zijn stelling is dat we de achttiende-eeuwse wetenschap vooral moeten zien als een domein dat ‘in beweging’ was en dat we de Verlichting zeker niet als een voorportaal van het modernisme mogen beschouwen. Hij toont bovendien aan dat Castillon een vergeten schakel vormt tussen de verlichtingsdenkers en Kant
Na het gedwongen vertrek van de joodse president van de Hoge Raad, mr. Lodewijk Ernst Visser, werd tot president benoemd prof.mr. Johannes van Loon. Van Loon was niet werkzaam geweest in de rechterlijke macht en had zich niet zodanig gekwalificeerd dat de Raad hem voor benoeming had aanbevolen toen het nog geen oorlog was
In november 1940 werd mr. L.E. Visser, president van het hoogste Nederlandse rechtscollege, de Hoge Raad der Nederlanden, van zijn ambt ontheven om de enkele reden dat hij joods was. Pas in juli 1941 werd in de vacature voorzien door de benoeming van een bedrijfsjurist uit Deventer, prof. mr. J. van Loon. Deze benoeming baarde opzien. Van Loon had geen enkele rechterlijke ervaring. Hij dankte zijn hoge positie aan de goede contacten die hij al voor de oorlog met vooraanstaande Duitse juristen had. In Een ambitueuze jurist in gevaarlijk vaarwater wordt beschreven hoe het Van Loon in het hoogste rechtscollege is vergaan. De auteur kon zich daarvoor mede baseren op tot dusver onbekende gegevens uit het persoonlijk archief van Van Loon. Deze gegevens werpen ook licht op het functioneren van de Hoge Raad in zijn geheel gedurende dit belangrijke tijdvak van de vaderlandse geschiedenis. Na de oorlog werd Van Loon ter verantwoording geroepen voor de aanvaarding van het ambt van president van de Hoge Raad. De auteur plaatst vraagtekens bij de wijze waarop dit geschiedde. Dit tegen de achtergrond van het besluit van de regering om de positie van de Hoge Raad, ondanks ernstige kritiek op zijn functioneren tijdens de oorlog, niet fundamenteel ter discussie te stellen
Mevrouw E. Winkler-Junius publiceerde de herinneringen, welke haar overleden echtgenoot tussen zijn 70e en 80e jaar had opgeschreven
Antonius Aemilius, lid van de Academische Senaat bij de oprichting van de Universiteit van Utrecht. Portret door Corn. Jansen van Ceulen