Deze biografie gaat in op de persoonlijke geschiedenis van musicologe, wetenschapster en schrijfster Hélène Nolthenius (1920-2000), haar wetenschappelijke en literaire werk, en de plaats die zij innam in de Nederlandse culturele en intellectuele elite.
Victor Jacob Koningsberger (1895-1966), hoogleraar algemene plantkunde van 1934 tot 1965, was een van de meest markante hoogleraren van de Utrechtse universiteit. Onderwijs stond voor hem op de eerste plaats. Studenten moesten vertrouwd raken met het verschil tussen kritisch studeren en leren. Hij zette het befaamde onderzoek van de ‘Utrechtse school’ naar groei en groeistoffen voort. Koningsberger had ook grote verdiensten buiten zijn vakgebied. Hij was de eerste hoogleraar in Nederland die een principieel protest uitsprak tegen het ontslag van Joodse hoogleraren. Zijn voortdurende kritiek op de bezetter leidde tot zijn internering als gijzelaar. Na de oorlog bekleedde hij ruim veertig belangrijke bestuurlijke functies binnen de wetenschappelijke wereld. Hij mengde zich vol verve in het maatschappelijk debat op het grensgebied van wetenschap en samenleving. De Ivoren-Torenmentaliteit was hem vreemd. Terecht wordt hij beschouwd als een icoon van de biologie en als de meest invloedrijke bioloog in Nederland. De suikerindustrie in Nederlands-Indië heeft veel aan hem te danken door zijn werk als directeur van het suikerproefstation vóór de oorlog en als leider van het herstel van de suikerindustrie daarna.
Nicolaas Cornelis de Fremery (1770-1844) was one of the early palaeontologists in The Netherlands. After his studies in Leiden he was appointed professor in medicine, pharmacy, chemistry and natural history at the university of Utrecht. De Fremery published in his later years three articles on Dutch fossil mammals. In his first publication on a fossil skull of Bos primigenius, found in 1825 at Eembrugge, he clearly points out his ideas on geology. De Fremery appears to be influenced by the catastrofism theory of Georges Cuvier (1769-1832). De Fremery, however, added some remarkable new views to this widespread theory. The aim of this article is to analyse his work on the palaeozoology and the geology of The Netherlands. Comparisons with some foreign contemporaries are made.