Matthias van Geuns was achtereenvolgens geneesheer en 'physicus' te Groningen (1761-1775). In 1775 werd hij benoemd tot 'Professor Medicinae, Praxeos, Chemiae et Botaniae nec non Artis Obstetriciae'. In 1791 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de ziektekunde en de medische praktijk aan de Universiteit te Utrecht. In 1815 ging deze befaamde hoogleraar met emeritaat. In het boekje komt een groot aantal aspecten uit het leven van deze veelzijdige persoon aan de orde
Van Geuns was hoogleraar Medicijnen, i.h.b. de botanie en de fysiologie (1791-1795), de scheikunde (1794/95), directeur van de hortus botanicus (1791-1795)