This paper deals with the views on language and language study put forward in a number of essays, composed by an eighteenth-century Dutch scholar, professor Meinard Tydeman (1741-1825). In his linguistic studies published from the early 1760s onwards, Tydeman emphasized the importance of and the imperative need for the study and cultivation of the mother tongue within the context of a ‘civil society’. As such, Tydeman’s works mark the transition to a ‘civil’ approach to the study of the Dutch language. Furthermore, attention is paid to the theoretical underpinnings of his 1805 essay on the origin of language, which was mainly directed against the ideas of Jean-Jacques Rousseau. As it appears, Tydeman has always remained a true follower of the famous eighteenth-century Dutch linguist Lambert ten Kate (1674-1731).
In 1778 verscheen, postuum, het ‘Commentaar op de Grondwetten’ van Christiaan Hendrik Trotz (1703-1773). Het was het eerste artikelsgewijze grondwetscommentaar van Nederland, en Trotz was de eerste hoogleraar in het Nederlandse staatsrecht. Hij kreeg die leeropdracht in 1755, enkele jaren nadat de stadhouder Willem IV stadhouder voor alle provincies van de toenmalige Nederlandse Republiek was geworden. Christian Korbeld bestudeerde de samenhang tussen het staatsrechtelijke werk van Trotz en de politieke ontwikkelingen van zijn tijd. Terwijl de stadhouder macht naar zich toe trok, probeerden de regenten hun oude vrijheid op politiek en religieus vlak te waarborgen door middel van door hen becommentarieerde historische ‘Grondwetten’
Het Universiteitsmuseum Utrecht huisvest een uitgebreide anatomische en pathologische collectie die door professor Jan Bleuland (1756–1838) is samengesteld. Waarom was hij zo gedreven om honderden organen en ziektebeelden te conserveren? Niet zozeer het onderwijs, maar eerder het onderzoek had hiermee te maken. Daarnaast viel zijn verzameldrift van preparaten samen met zijn liefde voor kunst en verschafte de privé-collectie hem legitimiteit en aanzien