Over Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff, secretaris van het curatorium van de Indologische Faculteit. Hij was een kleurrijke en wonderlijke figuur die nog wonderlijker sporen heeft achtergelaten in Zuid-Afrika. Die sporen geven ons inzicht in het denken van het conservatieve smaldeel van Nederland ten tijde van de ‘crisis en critiek der democratie’ in het interbellum.
Christelijk geloof, onderwijs en commercie waren voor Jan van Riebeeck en tijdgenoten de belangrijkste motieven om zich aan de Kaap te vestigen. Deze elementen zijn ook vervlochten in de relatie tussen de in 1636 gestichte universiteit Utrecht en Zuid-Afrika, die in dit boek centraal staat. Tot ver in de negentiende eeuw was de Utrechtse universiteit een van de belangrijkste onderwijsvoorzieningen voor Zuid-Afrikaanse studenten, vooral voor dominees in spe. Terug in eigen land gaven zij de opgedane kennis door. In de jaren 1880-1910 werd de relatie vooral bepaald door het idee dat aan de Kaap een loot van de Nederlandse stam bloeide. Utrechtse hoogleraren speelden een voortrekkersrol in de steun aan de Boeren. De groeiende wetenschappelijke belangstelling voor de Zuid-Afrikaanse taal en cultuur in de periode daarna werd geremd door de ontwikkelingen in Zuid-Afrika zelf. Verzet tegen de apartheid leidde tot een academische boycot. Momenteel worden de wetenschappelijke banden weer aangehaald.