The early history of Utrecht University (founded 1636) reflects an emerging public sphere (Habermas’s ‘bürgerliche öffentlichkeit’) of a major town in the Netherlands. This public sphere was a contested field among the different groups establishing and administering the university: university professors, town magistrates and representatives of the newly established Reformed Church and the former dominant Catholic Church. The factionalised magistrates developed a public sphere, while also trying to limit the passionate but destabilising debate concerning the new philosophy of Descartes. They supported the Calvinistic anti-Descartes movement while permitting, and even advocating, the establishment of the new philosophy at the university. They ambivalently protected the academy from the consistory’s control while simultaneously trying to safeguard their own (financial) position. It is concluded that the Habermasian framework has to be fleshed out in local histories, such as this case study of Utrecht University, to demonstrate the ‘messy’ complexities in reality.
Autobiografie Willem Koops
Tussen Augustinus en Rousseau is de zelfbeschouwing verschoven van Belijdenis naar Bekentenis, van een theocratische context naar een psychologische. Het is de vraag of het daaruit resulterende egocentrisme van de moderne tijd vooruitgang impliceert. De zelfbeschouwing die hier naar aanleiding van een tienjarig faculteitsdecanaat wordt gepresenteerd is dan ook niet op het eigen ik gericht, maar op de ‘hogere’ (maar overigens niet-theocratische) context: de relatie tussen academisch bestuur, wetenschap en authenticiteit. Aan de hand van de zeven hoofdzonden zullen voorbeelden worden besproken van menselijke tekortkomingen, die ook in het wetenschappelijk bedrijf, zowel als in het academisch bestuur, onvermijdelijk een rol spelen. Hoe is het mogelijk korte termijn belangen terzijde te schuiven en wetenschappelijke waarden en intellectuele authenticiteit voorrang te geven?
Dit boek is een poging om ernst te maken met de beschrijving van de geschiedenis en de voorgeschiedenis van de Faculteit der Sociale Wetenschappen Utrecht. Het is geschreven in het besef dat er sprake is van een, en niet van de geschiedenis van deze faculteit. De auteurs zijn erin geslaagd een interessant boek samen te stellen, dat een rijke historische context verschaft voor het werk, onderwijs en onderzoek, in de faculteit. Het toont aan dat alle diepgaande discussies uit het verleden niet voor niets waren en maakt duidelijk dat de Faculteit der Sociale Wetenschappen Utrecht vitaal, springlevend en succesvol is en een beloftevolle toekomst heeft. Deze geschiedenis leert, dat wetenschap een eigen dynamiek kent, die niet maakbaar is in de zin van bestuurlijk maakbaar. Faculteiten zijn er om succesvolle, hoogwaardige wetenschapsbeoefening te faciliteren en maximaal uit te baten.
In 2005-2006 vond de laatste reorganisatie van de faculteit Sociale Wetenschappen aan de UU plaats. De faculteitsleiding heeft geprobeerd transparantie te paren aan respect, en vooral ook tot vrijwillig vertrek uit te lokken. In deze bundel zijn de nauwkeurig vastgelegde interviews met vertrekkende medewerkers uit de faculteit verzameld, waardoor hun zelfreflecties en kritische inzichten publiek toegankelijk worden en daarmee ook een rol kunnen spelen in de verdere beleidvorming binnen de faculteit